Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
pleidooi - (pleitrede, verdedigend betoog)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampleidooi zn. ‘pleitrede, verdedigend betoog’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpleidooi [verdedigend betoog, pleitrede] {plaidoye 1531} < oudfrans plaidoyé [idem], van plaid [gerechtshof, proces] (vgl. pleit1). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpleidooi znw. o., sedert 1531, is een verbaal-abstract van het fra. plaidoyer (een ww. pleidooien is niet overgeleverd), ofra. plaidoier afgeleid van plaid ‘gerechtshof; proceszaakʼ < lat. placitum ‘wilsuiting, verordeningʼ. — Zie: pleiten. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagpleidooi znw. o., nog niet bij Kil. Van een ww. *pleidooien uit fr. plaidoyer, een afl. van plaid (naast plaider; zie pleiten). C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagpleidooi. Reeds 1531. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentpleidooi o., uit Ofra. plaidoyé (nu -oyer), van plaid: z. pleit. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschpleidooi s.nw. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergsociaal’ pleidooi (het, -en), pleidooi voor een rechtbank waarbij ten gunste van verdachte sociale omstandigheden worden aangevoerd of een beroep wordt gedaan op sociale gevoelens. De openbare aanklager had de verdachte voorgebracht wegens het bezitten van marihuana, een feit waaraan hij zich overigens vaker heeft bezondigd. Mr. Gangaram Panday hield een sociaal pleidooi. De advocaat zei dat zijn cliënt hem verzekerd had naar zijn vader in Brokopondo te zullen terugkeren, waar hij tevens een baan zal zoeken (WS 30-4-1983). S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunspleidooi: betoog, pleitrede, verdediging; Ndl. pleidooi (1531) uit Ofr. plaidoier (Fr. plaidoyer), hou verb. m. Ndl./Afr. pleit (q.v.), m. Eng. plea en plead, m. Fr. plaid, “geregshof, prosessaak”, en verderop m. Lat. placitum, “beginsel; regspreuk, verordening; wilsuiting”, v. ook pleit. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendPleidooi, Pleit van ’t Fr. plaidoyer, van plaider = pleiten; vgl. ’t Mnl.: „Nu laten wi dit plaidieren staen.” Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampleidooi verdedigend betoog, pleitrede 1531 [WNT] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |