Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
wereld - (aardbol; kosmos)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamwereld zn. ‘aardbol; kosmos’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenwereld* [de aarde, kosmos] {oudnederlands werolt 901-1000, middelnederlands wer(e)lt, warelt [eeuwigheid, eeuw, heelal, de aarde, de mensen]} oudsaksisch werold, oudhoogduits weralt, oudfries wrald, oudengels weorold, oudnoors verǫld; het eerste lid is weer [man] (vgl. weerwolf), het tweede is gotisch alds, middelnederlands oude [leeftijd]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenwereld znw. v., mnl. wērelt, werlt v. m. ‘wereld, tijdperk, genot’, onfrank. werolt v. ‘saeculum’, os. werold v. m., ohd. weralt, werolt, worolt v. ‘levenstijd, leven, tijdperk, mensengeslacht, mensheid, aarde, wereld’, oe. weorold v. m. ‘wereld, mensheid; leven’ (ne. world), ofri. warld, wrald, on. verǫld v. ‘wereld, leven; tijd; stuk van een weg’ (laat optredend en dus wel ontleend aan het eng.?). — Samenstelling van germ. *wera- ‘man’ (waarvoor zie: weerwolf) + germ. *alði ‘leeftijd’, vgl. oe. ield, on. ǫld, got. alds v. ‘mensenleeftijd, periode, tijd, eeuwigheid’, waarnaast het mv. os. eldi, oe. ielde, on. aldir ‘mensen’. Dit is een afl. van de idg. wt. *al ‘groeien’, waarvoor zie: oud. De bet. ‘mensheid, mensen’ kan als afl. van de wt. al- zich ontwikkeld hebben naast die van ‘leeftijd, periode’ (van Haeringen Suppl. 193), maar het laatste begrip schijnt toch wel als het oudste op te treden. Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.u̯ī̆ro-s ‘Mann’, eigentlich ‘der Kräftige’
Mit ī: ai. vīrá-, av. vīra- ‘Mann, Held’, umbr. Akk. Pl. n. u(e)iro ‘mancipia’, volsk. Abl. Sg. couehriu ‘*coviriō, contiōne’, lit. výras, lett. wîrs, apr. wijrs ‘Mann’; skyth. οἰόρ “ἄνδρα” (Herod. 4, 110), richtiger οἰρο- = vīro-; ai. virapśá- aus *vīra-pśv-a- (: av. pasu vīra) ‘Menschen und Vieh’, vgl. umbr. ueiro pequo ds. WP. I 314 f., WH. II 796 f., Trautmann 360, W. Schulze Kl. Schr. 398, Untermann, IF. 62, 127. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagwereld znw., mnl. wērelt, werlt (d) v. (m.) “wereld, tijdperk, genot”. = onfr. wërolt (d) v. “saeculum”, ohd. wëralt, wërolt, worolt v. “levenstijd, leven, tijdperk, menschengeslacht, menschheid, aarde, wereld” (nhd. welt), os. wërold v. (m.), ofri. warld, wrald v., ags, weorold, worold v. (m.) (eng. world), on. vërold v. in dgl. bett. Uit *wera- “man” (zie weerwolf) + germ. *alði “leeftijd” = got. alds v. “menschenleeftijd, periode, tijd, eeuwigheid”, on. ǫld v., ags. ield v. in dgl. bet., ’t mv. os. eldi, ags. ielde, on. aldir “menschen”: idg. *al-tí, evenals oud van de basis al-. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagwereld. De bet. ‘mensheid, mensen’ van germ. *alði- behoeft niet secundair te zijn t.o.v. ‘leeftijd, periode’ enz., maar kan zich rechtstreeks aansluiten bij de concrete bet. der bij oud besproken basis *al-: ‘voeden, laten groeien’. Vgl. got. mana-seþs v. ‘mensheid, wereld’, lat. saeculum ‘generatie, geslacht, leeftijd, eeuw’ (< *saitlo- < idg. *sǝi-tlo-?) bij idg. *sê(i)- (zie zaaien). Brugmann PBB. 43, 316. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentwereld v., Mnl. werelt, Onfra., Os. werold + Ohd. weralt (Mhd. werelt, werlt, welt, Nhd. welt), Ags. weorold (Eng. world). Ofri. wrald, On. verǫld (Zw. verld, De. verden): het eerste lid is weer = man, mensch (z. weergeld), het tweede is oude (z.d.w.) = ouderdom, geslacht; dus wereld = menschengeslacht. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtwereld (zn.) wereld; Sermoen euver de Weurd (18e eeuw) wair(r)eld, werreld, Aajdnederlands werolt <901-1000>. F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollewelt, zn.: wereld. Mnl. welt, D. Welt ‘wereld’ < Mhd. werlt. A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haagweld, wald, waald wereld (Achterhoek). = hgd. welt = nl. wereld. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunswêreld: aarde; heelal; (sondige) mensdom; Ndl. wereld (Mnl. wērelt/werlt, “tydperk; wêreld”), Hd. welt, Eng. world, ss. uit wer (v. weergeld, weerwolf) en ’n Germ. wd. (soos Got. alds) wat o.a. “tydperk; ewigheid” bet. en verb. hou m. Ndl./Afr. oud, Hd. alt, Eng. old, ong. “’n leeftyd/tydperk v. mense”, v. Kloe HGA 100-5. Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekwereld ‘het aardse bestaan’ (bet. van Latijn saeculum); (de -- wil bedrogen worden) (vert. van Latijn mundus vult decipi); (derde --) (vert. van Frans tiers monde); (nieuwe --) (vert. van Spaans nuevo mundo)
C.H.Ph. Meijer (1919), Woorden en uitdrukkingen verklaard door Dr. C. H. Ph. Meijer, AmsterdamWereld, samenstelling van een woord weer = man, dat we nog overhebben in weergeld, weerwolf, en een woord eld (uit aldi) dat van een zelfden stam is als oud (ald), in de beteekenis van tijd, tijdperk, enz. ’t Is dus eigenlijk menschenleeftijd, het zijn van de menschen, het bestaande. T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendWereld (Os. werold) bestaat uit weer = man, mensch (zie Weergeld) en old, Got. aldi = oude, n.1. ouderdom, evenals koude z.n.w. is van koud. Het woord w.d.z. menschenleeftijd. Later kreeg het – op welke wijze is niet duidelijk – de bet. van heelal. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015wereld ‘de aarde, kosmos’ -> Negerhollands wereld, weerelt, werǝn ‘de aarde, kosmos’; Creools-Engels (Maagdeneilanden) † weren ‘de aarde, kosmos’ Dateringen of neologismen
Nicoline van der Sijs (2015-heden), Jaarwoordenzoeker ‘Een woord uit elk jaar 1800-heden’, zie ook bij Onze TaalDe wereld gaat aan vlijt ten onder [boektitel] (1954). De schrijver Max Dendermonde (pseudoniem van Hendrik Hazelhoff, 1919-2004) publiceert in 1954 de roman De wereld gaat aan vlijt ten onder, waarvan de titel spreekwoordelijk wordt. N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamwereld* de aarde, kosmos 0901-1000 [WPs] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1672. Ondank is 's werelds loon.‘Het goede wordt in de wereld veelal met kwaad vergolden’; hd. Undank ist der Welt Lohn; de. utak et Verdens Lon (Wander IV, 1422); zie Tuinman I, 258; 316; II, 174; Joos, 183; Waasch Idiot. 166 a; Harreb. II, 36 b; Villiers, 89; fri. ontank is 't lean fen 'e wrâld, en vgl. de platte uitdr. stank voor dank; fri. stank is wrâlds lean. 378. De brutalen hebben (of een brutaal mensch heeft) het derde deel van de (of de halve) wereld.Deze meening wordt in de 16de eeuw uitgedrukt door d'Onschamelen hebben de twee derdendeelen van de Werelt (Coornhert, Maeghdekens Schole, fol. 395 r); Campen 114: Die onschamelen hebben t'dordendeel van der werelt (evenzoo Spreuken, 55); Sart. III, 2, 41: De onbeschaemde hebben het derdendeel des werelts; III, 9, 8: Stoute lieden hebben het derde deel van de Wereldt; Coster, 512, vs. 475: Dan moocht ghy gaen ghestickt, gheprickt en gheperelt: Tuinman I, 69: De onbeschaamde menschen hebben het derde deel van de wereld; II, 102; Harreb. I, 123: III, 154: Assurante (of Onbeschaamde) menschen hebben het derde deel (of de helft) van de wereld; Ndl. Wdb. X, 1029: Onbeschaamde menschen hebben het derde deel der wereld in pacht; Loosjes, Bronkh. 3, 159: Vrypostige Lieden hebben een derde deel der wereld; Nest, 27: Hij vond dat een brutaal mensch de halve wereld heeft; De Arbeid, 8 April 1914, p. 4 k. 3: Hoe brutaler hoe liever. Een brutaal mensch heeft immers de halve wereld! 6 Maart 1915, p. 4 k. 4: Wat anderen niet mogen dat mag ‘Het Volk’. Daarvoor huldigen zij aan dien kant de spreuk: ‘De brutalen hebben de halve wereld’; Handelsblad, 17 Aug. 1915 (ochtendbl.) p. 2 k. 3: Ook hier werd echter weer bewaarheid dat een brutaal mensch de halve wereld heeft; fri. de drysten hawwe de wrâld. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |